Jesaja, Amos en de VN – Wie spreekt er nog over het onrecht richting Israël?
Stel je even voor: profeet Jesaja staat achter het spreekgestoelte van de Verenigde Naties. Zijn stem galmt door de grote zaal in Genève. Hij kijkt de mensenrechtencommissie recht aan en zegt: “Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad.” Je hoort mensen schuifelen. Diplomaten mompelen iets over “gepaste terminologie” en “evenwichtige taal”. Maar Jesaja zwijgt niet. Want hij heeft gezien hoe waarheid verdraaid wordt. En hoe Israël keer op keer het doelwit is van morele omkering.
Nog steeds wordt Israël binnen de VN vaker veroordeeld dan Syrië, Noord-Korea of Iran. Meer dan Hamas, Hezbollah of andere moorddadige regimes. Israël, het enige democratische land in het Midden-Oosten, krijgt de rol van dader toebedeeld in een toneelstuk vol hypocrisie. En niemand die zich afvraagt: Wat zegt God eigenlijk over al dit onrecht?
Jesaja zou niet applaudisseren bij de verklaringen van de VN. Hij zou wenen. En waarschuwen. Want het kwaad dat vandaag als ‘gerechtigheid’ gepresenteerd wordt, is volgens hem gewoon duisternis in een wit jasje. Hamas noemt men een “verzetsbeweging”. Antisemitische leuzen worden verdedigd als “vrije meningsuiting”. En Israël? Dat zou zich ‘matigen’. Alsof zelfverdediging misdadig is geworden.
En wat zien we dan? De wereld komt weer met de beroemde Twee-Statenoplossing. Alsof dat de gouden sleutel zou zijn voor vrede. Maar in werkelijkheid is het, in deze tijd, niets anders dan een overwinning voor Hamas. Een beloning voor terreur. De slachting van 7 oktober is nauwelijks voorbij, of men praat al over het oprichten van een Palestijnse staat – een staat die, als het aan Hamas ligt op de volgende manier gebeuren
-
De Palestijnen zouden een onafhankelijke staat krijgen in (delen van) de Westelijke Jordaanoever (Judea en Samaria), Oost-Jeruzalem en Gaza.
-
Jeruzalem zou mogelijk gedeeld worden: West-Jeruzalem als hoofdstad van Israël, Oost-Jeruzalem als hoofdstad van Palestina.
Is de wereld werkelijk zó blind? Of is de haat tegen Israël gewoon zó diepgeworteld?
Jesaja zou zeggen: “Wee hun.” En hij zou gelijk hebben.
En dan is er Amos. Die eenvoudige herder die zich plots profeet mocht noemen. Hij sprak niet zacht. Amos begon zijn oordelen niet bij Israël, maar bij de omringende volken. Syrië. Gaza. Edom. Tyrus. Hij rekende af met volkeren die Israël onderdrukten, gevangen wegvoerden, uitroeiden en verraadden. En Amos zei het met vuur: God ziet het. En Hij zal oordelen.
Als Amos vandaag had geleefd, had hij misschien een dossier ingediend bij het Internationaal Strafhof. Niet over Israël – maar over de rakettenregen uit Gaza, over de martelvideo’s van Hamas, over de propaganda die wereldwijd jodenhaat voedt.
Maar wat doet Nederland? In juni 2024 steunde ons land opnieuw eenzijdige VN-resoluties waarin Israël werd veroordeeld, zonder Hamas met naam te noemen. Minister Bruins Slot sprak over “het disproportionele geweld van Israël”, maar zweeg over de baby’s die in oktober werden afgeslacht. En als Tweede Kamerleden opstaan om Israël te verdedigen, worden ze uitgemaakt voor “extreemrechts” of “zionisten”.
En natuurlijk, ook Nederland sluit zich aan bij het gezang van de naties: "Twee staten voor twee volken." Maar men vraagt zich niet af: wat gebeurt er als die tweede staat geleid wordt door mensen die de eerste willen vernietigen? Amos zou geen handtekening zetten onder zo’n motie “tegen Israël”. Hij zou roepen: “O naties, hoed u! Wie Mijn volk onderdrukt, zal Mij tegenkomen.”
En dan is er Zacharia. Kort en krachtig: “Wie Israël aanraakt, raakt Mijn oogappel.” Geen ruimte voor interpretatie. Geen grijs gebied. God noemt Israël Zijn oogappel. En wat gebeurt er als je iemands oog aanraakt? Dat roept instinctieve verdediging op. Fel. Direct. Heilig.
Maar wij? Wij schrijven rapporten. Wij houden conferenties over “de-escalatie” – terwijl er bloed door de straten van Sderot stroomt. Terwijl kinderen in schuilkelders slapen. Terwijl het volk dat Gods Woord heeft voortgebracht, weer omringd is door vijandige naties.
En intussen stemt een meerderheid van de Nederlandse Kamer voor “erkenning van de Palestijnse staat” – een gebied dat op dit moment deels wordt bestuurd door een terreurgroep. Wat zegt dat over ons moreel kompas? Zacharia zou roepen: “Gij raakte Mijn oogappel aan.”
We zijn wereldburgers geworden, diplomatiek in onze verontwaardiging, selectief in onze compassie. Oekraïne verdedigen we. Palestina krijgt onze sympathie. En Israël? Die moeten het “zelf maar oplossen”.
Weet je wat het echte probleem is?
We zijn vergeten wat Israël is in Gods ogen. Geen perfect volk – nee. Maar wél het volk waaraan God Zijn verbond heeft verbonden. Wél het volk waaruit de Messias is voortgekomen. Wél het land waarvan Hij zei: “Mijn ogen zullen daar zijn, van het begin tot het einde.” (Deut. 11:12)
En elke keer dat wij meedoen in het koor van veroordeling, zwijgen als Israël onder vuur ligt, of de kant kiezen van ‘politiek correcte’ onpartijdigheid, doen we iets geestelijks. We zeggen: God, Uw oogappel is ons niet zo veel waard.
Durven wij als kerk, als gelovigen, als profetisch volk nog te zeggen: “Wij staan achter Israël?” Niet uit blind nationalisme, niet omdat alles wat Israël doet foutloos is – maar omdat we Gods hart willen weerspiegelen. En omdat het bloed van de profeten nog steeds roept vanaf de bladzijden van de Schrift.
Jesaja, Amos en Zacharia zouden het geen “gecompliceerd conflict” noemen. Ze zouden het noemen wat het is: onrecht.
En ze zouden zeggen: God is niet blind. Hij zwijgt niet. En Hij vergeet niet wie Zijn volk pijn doet.
Misschien is het tijd dat wij óók onze stem laten horen. In de kerk. In de politiek. In ons gebed.
Want de strijd tegen Israël is uiteindelijk een strijd tegen de God van Israël.
En dat is een strijd die niemand wint.
(Jesaja 14:1) “Want de HEERE zal Zich over Jakob ontfermen en Israël nog verkiezen; Hij zal hen doen rusten in hun eigen land.
Shalom, Dre
Maak jouw eigen website met JouwWeb