Onze samenleving is veranderd. Waar ooit een touwtje aan de deur gastvrijheid uitstraalde, hangt nu een camera van angst. Wat ging er mis? En wat kunnen we terugwinnen? Deze tekst is een spiegel. Voor de samenleving, voor leiders, voor kerken, voor moskeeën – en voor jou.
Vroeger hing er een touwtje aan de deur, nu een camera.
Vroeger hing er een touwtje uit de brievenbus. Dat was genoeg. Het betekende: je bent welkom. Je hoefde niet te bellen, geen code in te tikken, geen camera in te kijken. Je deed de deur gewoon open. Simpel. Vertrouwd.
De melkboer zette zijn flessen in de keuken zonder om zich heen te kijken. De buurvrouw had een sleutel van je huis, voor als je even weg was. Kinderen speelden buiten tot de lantaarns aangingen, en als je viel, hielp de eerste de beste volwassene je overeind. Niemand vroeg zich af of je daar “wel mocht zijn”.
En nu? Nu lijken onze voordeuren meer op forten dan op uitnodigingen. Een camera aan de gevel, een intercom met ondervragingsmodus, drie sloten met verschillende sleutels – en dan nog die waarschuwingssticker: “opgenomen terrein”.
Een touwtje? Dat zou vandaag nog niet overleven tot het middaguur. Iemand zou het doorsnijden, weghalen, of melden bij de wijkagent als “verdacht object”.
Wat is er gebeurd?
We zijn de draad kwijtgeraakt. Het touwtje vervangen door achterdocht. Het vertrouwen ingeruild voor controle. De samenleving voelt niet meer als een gemeenschap, maar als een wedstrijd wie het hardst kan roepen en het best kan wantrouwen.
Onze hulpverleners merken het als eerste. De mensen die komen als het écht misgaat, worden nu vaak behandeld alsof ze de boosdoeners zijn. Ambulancebroeders krijgen scheldkanonnades over zich heen als ze iemand proberen te helpen. Brandweermensen worden bekogeld – ja, bekogeld – als ze een brand blussen. Politieagenten worden uitgelokt, uitgescholden, en aangeklaagd – voor daden die ze juist doen om anderen te beschermen.
Alsof de mensen met zwaailichten plots de vijand zijn geworden.
En als ze dan eindelijk thuiskomen – moe, teleurgesteld, soms gewond – dan lezen ze in het nieuws dat de dader “in de war was”, of dat er “sprake was van een complexe situatie”. Alsof dat alles goed praat.
Intussen raken we elkaar ook kwijt. Gesprekken worden discussies. Discussies worden een strijd. En wie zwijgt, verliest. Want nuance past niet meer in een wereld van één zinnetje of één mening.
En ondertussen? Ondertussen verbranden mensen Israëlische vlaggen op straat, wordt een Joodse zangeres uitgefloten tijdens het songfestival, worden Joden uitgescholden alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Christelijke organisaties die zich inzetten voor Bijbelse studies over Israël worden het leven zuur gemaakt, belasterd en belaagd.
Waar blijven de imams? Waar blijft het tegengeluid vanuit de moskeeën? Waarom horen we niet luid en duidelijk: wij zijn tegen geweld? Wij zijn tegen haat, tegen antisemitisme, tegen het verheerlijken van terreur? Juist in een tijd waarin jongeren radicaliseren, waarin de spanningen oplopen, is het essentieel dat geestelijk leiders – van geloofsgemeenschappen – opstaan en hun stem laten horen. Niet zwijgen, maar spreken. Niet wegkijken, maar wijzen op verantwoordelijkheid, op vrede, op respect.
Waar gaat Nederland naartoe? Waar gaat de wereld heen?
Als we het normaal gaan vinden om te haten wat we niet begrijpen, om te besmeuren wat heilig is, om stil te blijven waar juist een stem nodig is — dan zijn we het touwtje allang kwijt. Dan hebben we niet alleen de deur dichtgedaan, maar ook ons hart.
Vroeger hing er een touwtje. Nu hangt er een camera. En dat zegt iets. Niet alleen over veiligheid, maar ook over hoe we naar elkaar kijken. Wantrouwend. Gesloten. Op onszelf.
Maar weet je? Die tijd van vroeger – van open deuren en open harten – komt niet terug met nostalgie. Die komt terug als we het anders gaan doen. Als we elkaar weer als mens zien, niet als gevaar. Als we weer luisteren voordat we oordelen. Als we weer kiezen voor respect, zelfs als we het niet met elkaar eens zijn.
De ambulancebroeder, geen vijand, maar een redder in nood.
De brandweervrouw, geen tegenstander, maar een baken van hoop.
De politieman, geen onderdrukker, maar een schild van veiligheid. De Jood, geen zondebok, maar een mens met een verhaal.
De christen, geen gevaar, maar een drager van liefde.
Mannen met baarden, vrouwen een Hijab dragen, gewoon mensen, met ziel en met naam. Hun glimlach spreekt dezelfde taal, hun hart klopt in hetzelfde ritme als het onze. Achter de buitenkant schuilt een wereld van hoop, van verlangen, van vreugde, van pijn.
Ze wandelen met ons op dezelfde aarde, dromen onder dezelfde hemel.
Dus misschien begint het daar. Bij zien. Bij erkennen. Bij dankjewel zeggen, in plaats van filmen met je telefoon. Bij even groeten, een glimlach, een deur die opengaat – al is het maar figuurlijk.
Het touwtje uit de brievenbus? Dat komt niet vanzelf terug. Maar jij kunt het eerste draadje zijn. Met een vriendelijk woord. Een open houding. Een keuze om weer te vertrouwen.
En wie weet. Misschien hangt er dan, op een dag, weer een touwtje. Omdat jij begon.
Shalom Dre
Maak jouw eigen website met JouwWeb